Standpunt Belastingdienst
Van het ondernemingsvermogen moeten de effecten en bankrekeningen tot een bedrag van € 1.015.953 als duurzaam overtollig worden beschouwd, omdat ze ten tijde van de erfrechtelijke verkrijging geen enkel ondernemingsdoel dienden of hebben gediend. Om die reden moet dat bedrag aan activa als (belast verkregen) beleggingsvermogen in privé worden aangemerkt. De erfgename heeft weliswaar aannemelijk gemaakt dat de gelden tot een bedrag van € 1.015.953 bestemd waren voor investeringen, maar het is niet de erflaatster geweest die de in privé gehouden activa als ondernemingsvermogen heeft aangemerkt, maar de erfgename zelf, nadat zij de onderneming erfrechtelijk had verkregen.
Standpunt erfgename
De erfgename is van mening dat het bedrag van € 1.015.953 behoort tot het ondernemingsvermogen, omdat de erflaatster het al bestemd had voor de investeringen in de onderneming die de erfgename vervolgens ook daadwerkelijk heeft gedaan.
De erfgename geeft aan dat de erflaatster (ruim) voor haar overlijden al investeringsplannen had gemaakt en een overeenkomst was aangegaan met haar buren. De erfgename heeft die plannen vervolgens uitgevoerd en is de afspraken uit de overeenkomst met de buren nagekomen. Ze verwijst hiervoor naar overzichten van materiële vaste activa en een akte van ruiling.
Overwegingen rechtbank
Volgens de rechtbank staat vast dat de erflaatster inderdaad vóór haar overlijden investeringsplannen had en een overeenkomst met haar buren is aangegaan voor ten minste een bedrag van € 1.172.699 en dat deze door de erfgename zijn uitgevoerd.
Hiermee staat ook vast dat de herbestemming van de financiële activa al door de erflaatster was gedaan en vastlegging daarvan in de jaarrekeningen en aangiften die ná haar overlijden door de erfgename zijn opgesteld slechts een gevolg daarvan is, gelijk aan het vastleggen van andere ondernemingshandelingen die erflaatster nog bij leven heeft gedaan.
Anders gezegd: de rechtbank vindt het aannemelijk dat de erfgename na het overlijden van erflaatster zakelijke afspraken is nagekomen die in aard en omvang gelijk zijn aan de afspraken die erflaatster vóór haar overlijden met derden had gemaakt. Uit de nakoming van die afspraken maakt de rechtbank op wat de aard en omvang van die afspraken zijn. Aannemelijk is dat als de erflaatster niet onverhoopt was komen te overlijden, dezelfde herbestemming zou hebben plaatsgevonden.
Daarmee sluit deze uitkomst van het geschil aan bij de bedoeling van de bedrijfsopvolgingsregeling: het faciliteren van reële bedrijfsopvolgingen, zonder fiscale belemmeringen. Naar het oordeel van de rechtbank is de erfgename met het uitvoeren van de investeringsplannen en het nakomen van de afspraken uit de overeenkomsten met de buren erflaatster volledig opgevolgd in haar onderneming en heeft zij deze de facto voortgezet. Bij die voortzetting hoort ook (het overnemen van) de herbestemming van de financiële vaste activa.
Oordeel rechtbank
De rechtbank komt tot de slotsom dat de financiële activa tot een bedrag van € 1.015.953 voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling tot het ondernemingsvermogen behoren, zodat die voor de berekening van de aanslag erfbelasting mogen worden vrijgesteld.
Omdat de going concernewaarde van het bedrijf nihil is, is het gehele ondernemingsvermogen door de bedrijfsopvolgingsregeling vrijgesteld. De aanslag erfbelasting moet worden verlaagd tot € 10.289.
Let op: Gezien de overwegingen van de rechtbank is het een volstrekt redelijke en logische uitkomst. Jammer dat de Belastingdienst het nodig vond om in deze zaak zo’n zuur standpunt in te nemen. Helaas gebeurt dat vaker.